Geen plaats in de herberg
Straks vieren Christenen over heel de wereld de geboorte van de Zaligmaker Jezus Christus.
Die bekende geschiedenis wordt verteld: En Maria baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond
Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de
herberg.
De Kerstgeschiedenis is vol tegenstellingen. In Lukas 1 lezen we dat een engel tegen een
verbaasde Maria zegt: “Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u; gij zijt gezegend
onder de vrouwen.”
Maar in Lukas 2 zien we, dat er voor hen geen plaats is in de herberg. De engel had
gezegd: “En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn Naam heten Jezus.
Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden.” Maar toen Hij
geboren was, had Zijn moeder alleen een kribbe, een voerbak voor de dieren, om Hem in te
leggen.
Alzo lief heeft God de wereld gehad - deze zondige, verdorven wereld - dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft. Gods Zoon werd mens. Hij werd in doeken gehuld en
gelegd in een kribbe in een beestenstal.
Terwijl keizer Augustus gezeten is op zijn marmeren troon, gekleed in het fijnste purper, in
een prachtig paleis vol luxe en genot, ligt Koning Jezus in een kribbe.
Keizer Augustus is het teken van aardse pracht en glitter. Maar Koning Jezus staat voor de
geestelijke waarden van het Koninkrijk der hemelen.
Van nature kiezen wij de schittering van keizer Augustus, en wenden we ons oog af van dat
Kind in doeken gehuld. Toch heeft dit “onaanzienlijk” Kind ons iets te bieden; iets dat wij bij
de groten van deze aarde niet zullen vinden. Wat voor genot de wereld ons ook kan bieden,
ze kan ons geen vrede geven voor onze ziel! Die is alleen te vinden bij Hem Die gekomen
is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Bij Hem is genade. Bij Hem is volkomen
vergeving van zonde! Dat is veel meer waard dan alles wat deze wereld u kan bieden.
Aan welke kant staan wij? Wie kiest ons hart? Keizer Augustus op zijn troon, of de
Zaligmaker in de kribbe?
Is er in uw hart echt plaats voor Christus? Kan dát van u gezegd worden?
Of zegt u net als de herbergier: Ga maar weg! Ik wil Hem niet kennen. In mijn leven is
geen plaats voor Hem; in mijn hut is geen plaats voor Hem. In mijn gedachten niet; in mijn
plannen niet. Op mijn schip is geen plaats voor de Heere Jezus Christus.
Zal de Zaligmaker dan altijd en door iedereen worden buitengesloten?? Beslist niet! Er
zijn er toch, die Hem niet kunnen missen. Die voelen dat hun hart is als een beestenstal vol
onreinheid. Zij kunnen niet begrijpen dat God nog met hen te maken wil hebben. dat de Heere
Jezus Christus wil wonen in hun hart.
Laten wij ons verblijden in de geboorte van de Zaligmaker. Al uw hoop en verwachting mag
op dat Kind gericht zijn.
Hij groeide op als onze Borg en Zaligmaker. Hij heeft de zonde verzoend, de schuld
betaald, de vloek weggenomen. Heerlijk als u op Hem ziet. Laten wij met de profeet
instemmen: “Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken.
Deze is de Heere; wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn
zaligheid.”
ds H. van der Ham
DE OVERDENKING
Re: DE OVERDENKING
De Heere Jezus aan boord en toch storm
lezen: Markus 4 : 35 – 41
In een trouwdienst wordt vaak het beeld gebruikt van het huwelijksbootje dat op de woelige
zee vaart. Het is toch wel een juist beeld. Ons levensschip vaart op de oceaan. De stromen
woeden en het is de vraag of het schip in de veilige haven zal komen.
Op het Meer van Galilea kan het geweldig stormen. De noordenwind komt over de heuvels en
valt op het meer in de diepte. Dan glijdt het scheepje bepaald niet zacht over het meer.
De discipelen hebben ’s Vaders Zoon aan boord, maar het veilig strand niet voor ’t oog!
Ondanks het feit dat de Heere Jezus aan boord is, breekt de storm los. Gaat dat niet vaak zo in
het leven van een christen?
U zult misschien zeggen: “Met Jezus aan boord is er geen reden tot angst.” Maar de
discipelen zijn doodsbang. Ze durven Hem zelfs verwijtend vragen of Hij er Zich niets van
aantrekt dat zij vergaan.
Dat durven zij, nota bene. Maar als de Heere Jezus in doodsstrijd is in Gethsémané, trekken
zij er zich niets van aan. Zelfs Petrus, Jakobus en Johannes vallen telkens in slaap.
Met de Zaligmaker aan boord zijn de discipelen toch ongelovig. Zijn ze vergeten welke
wonderen zij gezien hebben? In hun angstig ongeloof maken zij hem wakker. En Hij bestraft
de wind en het wordt volkomen stil.
“Wie is toch Deze?” Ja, deze God is nu hun God!
Op hun noodgeschrei doet Hij grote wonderen.
De Heere Jezus aan boord en dus: behouden! Groter dan de Helper is de nood toch niet.
Als ik, omringd door tegenspoed,
bezwijken moet,
schenkt Gij mij leven.
ds H. van der Ham
lezen: Markus 4 : 35 – 41
In een trouwdienst wordt vaak het beeld gebruikt van het huwelijksbootje dat op de woelige
zee vaart. Het is toch wel een juist beeld. Ons levensschip vaart op de oceaan. De stromen
woeden en het is de vraag of het schip in de veilige haven zal komen.
Op het Meer van Galilea kan het geweldig stormen. De noordenwind komt over de heuvels en
valt op het meer in de diepte. Dan glijdt het scheepje bepaald niet zacht over het meer.
De discipelen hebben ’s Vaders Zoon aan boord, maar het veilig strand niet voor ’t oog!
Ondanks het feit dat de Heere Jezus aan boord is, breekt de storm los. Gaat dat niet vaak zo in
het leven van een christen?
U zult misschien zeggen: “Met Jezus aan boord is er geen reden tot angst.” Maar de
discipelen zijn doodsbang. Ze durven Hem zelfs verwijtend vragen of Hij er Zich niets van
aantrekt dat zij vergaan.
Dat durven zij, nota bene. Maar als de Heere Jezus in doodsstrijd is in Gethsémané, trekken
zij er zich niets van aan. Zelfs Petrus, Jakobus en Johannes vallen telkens in slaap.
Met de Zaligmaker aan boord zijn de discipelen toch ongelovig. Zijn ze vergeten welke
wonderen zij gezien hebben? In hun angstig ongeloof maken zij hem wakker. En Hij bestraft
de wind en het wordt volkomen stil.
“Wie is toch Deze?” Ja, deze God is nu hun God!
Op hun noodgeschrei doet Hij grote wonderen.
De Heere Jezus aan boord en dus: behouden! Groter dan de Helper is de nood toch niet.
Als ik, omringd door tegenspoed,
bezwijken moet,
schenkt Gij mij leven.
ds H. van der Ham
Re: DE OVERDENKING
Antwoord uit een storm
lezen: Job 38 : 1 – 27
Er wordt nogal eens gesold met enkele woorden van Job. Sommige kerkelijke mensen blijken
niet meer van Job te weten dan dat hij gezegd heeft: “De Heere heeft gegeven, de Heere
heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd.” En die woorden worden te pas en te onpas
aangehaald.
Maar van Jobs worsteling, van zijn radeloosheid schijnt men niet te weten. Dat hij God en zijn
vrienden vraagt of zij soms denken dat zijn kracht van steen is en zijn lichaam van koper! En
hoe hij zichzelf tot een last is geworden en zich voelt als een mikpunt van God!
Ook door Job worden de rollen omgedraaid: hij roept God ter verantwoording. En deze dwaas
wacht op een antwoord, hoewel hij toch weten kan dat Gods wil geen waarom heeft.
God is zo genadig een antwoord te willen geven aan Zijn opstandig kind. Iets van Goddelijke
ironie klinkt in de woorden door. Tegenover Gods onuitsprekelijke grootheid zal Job zijn
eigen nietigheid moeten zien. God immers heeft de dimensies der aarde vastgesteld. Bij de
“eerste steenlegging” van het wereldgebeuren was Job niet aanwezig.
Wie heeft er ooit aan gedacht regen te geven in de woestijn, op onbewoond land? Wij zouden
zeggen dat zo iets nutteloos is, maar ook daar zorgt de Heere voor oasen. Zo hebben wij niet
uit te maken wat nodig is of niet. “God is Rechter, Die ’t beslist!” Job wil toch niet regeren
als één die alles weet?
De schepping predikt een almachtig God. De Heere regeert.
God Zelf verlustigt Zich in het werk van Zijn handen.
En deze God is onze God!
ds Jac. van Dijk
lezen: Job 38 : 1 – 27
Er wordt nogal eens gesold met enkele woorden van Job. Sommige kerkelijke mensen blijken
niet meer van Job te weten dan dat hij gezegd heeft: “De Heere heeft gegeven, de Heere
heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd.” En die woorden worden te pas en te onpas
aangehaald.
Maar van Jobs worsteling, van zijn radeloosheid schijnt men niet te weten. Dat hij God en zijn
vrienden vraagt of zij soms denken dat zijn kracht van steen is en zijn lichaam van koper! En
hoe hij zichzelf tot een last is geworden en zich voelt als een mikpunt van God!
Ook door Job worden de rollen omgedraaid: hij roept God ter verantwoording. En deze dwaas
wacht op een antwoord, hoewel hij toch weten kan dat Gods wil geen waarom heeft.
God is zo genadig een antwoord te willen geven aan Zijn opstandig kind. Iets van Goddelijke
ironie klinkt in de woorden door. Tegenover Gods onuitsprekelijke grootheid zal Job zijn
eigen nietigheid moeten zien. God immers heeft de dimensies der aarde vastgesteld. Bij de
“eerste steenlegging” van het wereldgebeuren was Job niet aanwezig.
Wie heeft er ooit aan gedacht regen te geven in de woestijn, op onbewoond land? Wij zouden
zeggen dat zo iets nutteloos is, maar ook daar zorgt de Heere voor oasen. Zo hebben wij niet
uit te maken wat nodig is of niet. “God is Rechter, Die ’t beslist!” Job wil toch niet regeren
als één die alles weet?
De schepping predikt een almachtig God. De Heere regeert.
God Zelf verlustigt Zich in het werk van Zijn handen.
En deze God is onze God!
ds Jac. van Dijk
Re: DE OVERDENKING
God gaat Zijn ongekende gang
God gaat Zijn ongekende gang
vol donkere majesteit,
Die in de zee Zijn voetstap plant
en op de wolken rijdt.
Uit grondeloze diepten put
Hij licht, en vreugd’ uit pijn.
Hij voert volmaakt Zijn plannen uit,
Zijn wil is soeverein.
Geliefden Gods, schept nieuwe moed,
de wolken die gij vreest,
zijn zwaar van regen, overvloed
van zegen die geneest.
Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt?
Vertrouw Hem waar Hij gaat.
Zijn duistere voorzienigheid
verhult Zijn mild gelaat.
Wat Hij bedoelt dat rijpt tot zin,
wordt klaar van uur tot uur.
De knop is bitter, is begin,
de bloem wordt licht en puur.
Hoe blind vanuit zichzelve is
het menselijk gezicht.
Godzelf vertaalt de duisternis
in eindelijk eeuwig licht.
William Cowper (1731-1800)
God gaat Zijn ongekende gang
vol donkere majesteit,
Die in de zee Zijn voetstap plant
en op de wolken rijdt.
Uit grondeloze diepten put
Hij licht, en vreugd’ uit pijn.
Hij voert volmaakt Zijn plannen uit,
Zijn wil is soeverein.
Geliefden Gods, schept nieuwe moed,
de wolken die gij vreest,
zijn zwaar van regen, overvloed
van zegen die geneest.
Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt?
Vertrouw Hem waar Hij gaat.
Zijn duistere voorzienigheid
verhult Zijn mild gelaat.
Wat Hij bedoelt dat rijpt tot zin,
wordt klaar van uur tot uur.
De knop is bitter, is begin,
de bloem wordt licht en puur.
Hoe blind vanuit zichzelve is
het menselijk gezicht.
Godzelf vertaalt de duisternis
in eindelijk eeuwig licht.
William Cowper (1731-1800)
Re: DE OVERDENKING
Het lijden van Jezus Christus
Mattheüs 27 : 27 - 50
Het lijden van Christus was plaatsvervangend. Hij leed niet voor Zijn eigen zonden, maar voor die van ons.
We lezen - in de bijbel - dat Chistus voor onze zonden geleden heeft, Hij als de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen.
Om onze overtredingen is Hij verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld.
De Heere heeft onze ongerechtigheden op Hem doen aanlopen/aankomen.
We zien Hem bij iedere stap - op de lijdensweg - als de machtige Plaatsvervanger, onze Borg die op Zich nam om in onze plaats te staan. Was Hij bespot? Dat was opdat door Zijn striemen ons genezing zou worden. Was Hij veroordeeld, hoewel onschuldig? Dat was, opdat wij zouden worden vrijgesproken, hoewel wij schulidg waren.Droeg Hij een kroon van doornen? Dat was, opdat wij de kroon der heerlijkheid zouden dragen. Was Hij ontdaan van Zijn kleding? Dat was, opdat wij bekleed worden met een eeuwige gerechtigheid. Was Hij bespot en uitgescholden? Dat was, opdat wij geëerd en gezegend worden. Werd Hij een kwaaddoener gerekend en onder de overtreders gesteld? Dat was, opdat wij onschulidg mochten worden gerekend en van alle zonde gerechtvaardigd. Werd van hem verklaard dat Hij niet in staat was om Zichzelf te verlossen? Dat was, opdat Hij in staat mocht zijn om anderen te verlossen. Stierf Hij tenslotte de meest pijnlijke en genade-loze dood? Dat was, opdat wij voor eeuwig mochten leven en tot de hoogste heerlijkheid verhoogd worden. Laten we deze dingen goed overdenken. De sleutel tot de vrede is een recht begrip van het plaatsvervangend lijden van Christus.
J.C. Ryle
Mattheüs 27 : 27 - 50
Het lijden van Christus was plaatsvervangend. Hij leed niet voor Zijn eigen zonden, maar voor die van ons.
We lezen - in de bijbel - dat Chistus voor onze zonden geleden heeft, Hij als de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen.
Om onze overtredingen is Hij verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld.
De Heere heeft onze ongerechtigheden op Hem doen aanlopen/aankomen.
We zien Hem bij iedere stap - op de lijdensweg - als de machtige Plaatsvervanger, onze Borg die op Zich nam om in onze plaats te staan. Was Hij bespot? Dat was opdat door Zijn striemen ons genezing zou worden. Was Hij veroordeeld, hoewel onschuldig? Dat was, opdat wij zouden worden vrijgesproken, hoewel wij schulidg waren.Droeg Hij een kroon van doornen? Dat was, opdat wij de kroon der heerlijkheid zouden dragen. Was Hij ontdaan van Zijn kleding? Dat was, opdat wij bekleed worden met een eeuwige gerechtigheid. Was Hij bespot en uitgescholden? Dat was, opdat wij geëerd en gezegend worden. Werd Hij een kwaaddoener gerekend en onder de overtreders gesteld? Dat was, opdat wij onschulidg mochten worden gerekend en van alle zonde gerechtvaardigd. Werd van hem verklaard dat Hij niet in staat was om Zichzelf te verlossen? Dat was, opdat Hij in staat mocht zijn om anderen te verlossen. Stierf Hij tenslotte de meest pijnlijke en genade-loze dood? Dat was, opdat wij voor eeuwig mochten leven en tot de hoogste heerlijkheid verhoogd worden. Laten we deze dingen goed overdenken. De sleutel tot de vrede is een recht begrip van het plaatsvervangend lijden van Christus.
J.C. Ryle